Muziek speelt een belangrijke rol in mijn leven. Mijn vader Cor Heijnes was een van de grondleggers van ‘de Muziekgroep’. Een groep muzikanten die vanaf de vijftiger jaren samen kwam. Ze reisden, in tijden dat dit niet gebruikelijk was, naar alle landen van Europa om volksmuziek te documenteren en te spelen. Als baby hoorde ik hoe ze repeteerden en als kind speelde ik al mee. Later richtte ik me op Zweedse volksmuziek en organiseerde met een paar medemuzikanten de eerste Zweedse Spelmansstämma in Nederland.
Dit alles is bepalend geweest voor wat ik belangrijk vind in muziek maken: namelijk plezier in samen spelen en de vrijheid daarin. Zowel in volksmuziek als klassieke muziek. En met name in kamermuziek vind ik die vrijheid en verbondenheid ook terug.
Als violist en altviolist volg ik lessen bij Nanette van Amerongen en speel ik in verschillende strijkkwartetten, trio’s en andere ensembles van de Arcobaleno Kamermuziekacademie. Om meer te leren over de basis van de West-Europese muziek volg ik de lessen in solfège, harmonieleer, contrapunt, analyse en muziekleer aan de Open Klassieke Opleiding in Enschede.
Ik interesseer me ook voor vioolpedagogiek. Toen ik de boeken las van Kató Havas (‘A New Approach to Violin Playing’ en ‘Stage Fright’) wist ik onmiddellijk dat haar aanpak zou helpen om mijzelf verder te ontwikkelen als violist. Bij Gerianne Wigboldus verdiep ik mij in de Havas New Approach. Ik merk dat deze benadering bijdraagt aan vrijer en met meer plezier spelen, bij mijzelf en bij anderen.